Hof Arnhem wijst vorderingen voormalige werknemers ABN AMRO toe

28/09
2010
Hof Arnhem wijst vorderingen voormalige werknemers ABN AMRO toe

Arnhem, 28 september 2010 - Het gerechtshof Arnhem heeft, als nevenzittingsplaats van gerechtshof Amsterdam, in tien zaken beslist dat ABN AMRO toezeggingen die aan voormalige werknemers zijn gedaan voor het intreden van onvoorziene omstandigheden dient na te komen.

Bij de kantonrechters

ABN AMRO en negen van haar (voormalige) topmanagers hebben gezamenlijk aan drie kantonrechters in Utrecht verzocht een antwoord te geven op de vraag welke vergoeding ABN AMRO aan hen moet betalen nu de arbeidsovereenkomsten in 2009 zijn beëindigd. Een werknemer heeft dezelfde vraag voorgelegd aan de kantonrechter in Amsterdam.

De kantonrechters (rechtbank Utrecht, sector kanton, locatie Utrecht) hebben in de uitspraken van 9 oktober 2009 (LJ-nummers: BJ9807, BJ9942, BJ9943, BJ9950, BK0053, BK0055, BK0199, BK0204, BK0224, BK0260) geoordeeld dat ABN AMRO bestaande afspraken en toezeggingen uit het verleden moet nakomen.

De kredietcrisis die zich nadien heeft voorgedaan, met alle gevolgen van dien voor de financiële instellingen, doet daar niet aan af omdat het hier om een beperkte groep managers gaat en nakoming van de toezeggingen niet tot onoverkomelijke (financiële) problemen leidt voor ABN AMRO. Het feit dat er maatschappelijke onrust is ontstaan en een verhit maatschappelijk debat over de beloning van managers in de bancaire wereld, kan in deze gevallen niet rechtvaardigen dat ABN AMRO eenzijdig de gemaakte afspraken wijzigt. Tegen deze uitspraken heeft ABN AMRO hoger beroep ingesteld.

De kantonrechter (rechtbank Amsterdam, sector kanton, locatie Amsterdam) heeft in de uitspraak van 7 oktober 2009 (LJ-nummer: BJ9678) beslist dat de werknemer op grond van art. 6:248 lid 2 BW naar normen van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar handelt door nakoming van de toezegging te vorderen. ABN AMRO is in zwaar weer terechtgekomen en de maatschappelijke opvattingen over bonussen en afvloeiingsvergoedingen zijn kritischer geworden.

In het licht van die omstandigheden kon de werknemer zich niet alleen maar baseren op de toezegging, die gedaan werd toen de financiële en maatschappelijke omstandigheden van de bank al veranderden. Het toegezegde bedrag lag enkele miljoenen hoger dan het latere aanbod van ABN AMRO. De werknemer had zijn nadeel tengevolge van de beëindiging van de arbeidsovereenkomst concreter moeten onderbouwen, wilde hij de hoge toezegging rechtvaardigen. Dat heeft hij nagelaten. Tegen deze uitspraak heeft de werknemer hoger beroep ingesteld.

Alle zaken zijn behandeld bij het gerechtshof Amsterdam, nevenzittingsplaats Arnhem.

Bij het gerechtshof
ABN AMRO heeft de werknemers als ‘key talents’ gevraagd te blijven gedurende een periode van overname door een consortium van banken. Daarbij is toegezegd dat de werknemers bij een eventueel later vertrek aanspraak konden maken op een beëindigingsvergoeding op basis van het op dat moment geldende beleid. Na het doen van deze toezeggingen, maar vóór het vertrek van de werknemers, heeft ABN AMRO een nieuw beleid voor het bepalen van de hoogte van de beëindigingsvergoeding vastgesteld.

Het gerechtshof heeft geoordeeld dat de door ABN AMRO gedane toezeggingen, in beginsel, leiden tot gehoudenheid van ABN AMRO om de tegenprestatie (beëindigingsvergoeding op basis van het oude beleid) te voldoen. De ABN AMRO kan de gedane toezegging niet eenzijdig wijzigen. Van de werknemers kan bovendien, in het licht van de omstandigheden van het geval, in redelijkheid niet worden gevergd dat zij een beëindigingsvergoeding op basis van het nieuwe beleid accepteren.

De door ABN AMRO aangevoerde omstandigheden, waaronder de kredietcrisis, de staatssteun en de maatschappelijke opvatting over bonussen en afvloeiingsregelingen, zijn op zichzelf genomen onvoorziene omstandigheden. Deze onvoorziene omstandigheden vormen echter geen grond voor een wijziging van de toegezegde beëindigingsvergoeding. De kredietcrisis heeft niet tot gevolg dat ABN AMRO de toegezegde vergoedingen niet kan betalen.

De staat is er bij de interventie vanuit gegaan dat bestaande arbeidsvoorwaarden moesten worden geëerbiedigd. Voor zover ABN AMRO met haar beleidswijziging gehoor heeft gegeven aan de maatschappelijke kritiek op het beloningsbeleid, betekent dat niet dat de werknemers geen beroep mogen doen op de nakoming van hetgeen ABN AMRO eerder met hen is overeengekomen. Voorts is ABN AMRO een grote organisatie waarvan daarbij behorende maatschappelijke verantwoordelijkheid verwacht mag worden.

De gevolgen van het door haar in het verleden gehanteerde beloningsbeleid behoren eerder voor haar rekening dan voor die van de individuele werknemer te komen. Daarom kan van de werknemers niet worden verwacht dat zij de aanspraken op de hen toegezegde beëindigingsvergoeding laten varen. Dit temeer nu een half jaar eerder verschillende werknemers zijn vertrokken met een beëindigingsvergoeding op basis van het oude beleid. ABN AMRO dient aldus de gedane toezeggingen na te komen.

Datum: dinsdag 28 september 2010, 10:33
Bron: Rechtspraak.nl
Categorie: Algemeen
Tags: Amsterdam, Arnhem, China, Gelderland, Kanton, Leiden, Noord-Holland, Utrecht, Zuid-Holland

Gerelateerde berichten:

Reacties:

Er zijn nog geen reacties op dit bericht.


Website by Web Chemistry