Dit is hoe elektronische handtekeningen in de praktijk werken
15/11
Meestal zetten we handtekeningen omdat we dat mooi vinden, of omdat het extra formeel staat (vanwege de bewijskracht, bijvoorbeeld). Het is nooit erg een handtekening te zetten als dat niet juridisch hoeft. Maar als het wél moet, zoals in dit vonnis, en je doet het niet goed, dan ga je keihard onderuit.
Eiser BridgeFund verstrekt online overbruggingsfinancieringen, en de gedaagde partij was bestuurder van een bedrijf die borg stond voor een financiering van dat bedrijf. Nadat het bedrijf omgevallen was (ontbonden en uitgeschreven KvK), sprak BridgeFund de gedaagde aan op terugbetaling. Die had een mooi verweer: er was nooit een rechtsgeldige borgstellingsovereenkomst tot stand gekomen.
De kern: de beweerdelijke overeenkomst was digitaal en met een elektronische handtekening aangegaan. Dat is spannend, want de wet eist een ondertekend geschrift (art. 7:859 BW). BridgeFund had gekozen voor een systeem van elektronische handtekeningen, wat op zich rechtsgeldig kan zijn als je kunt bewijzen dat een en ander voldoende betrouwbaar in elkaar zit.
Zoals ik recent blogde, de EIDAS Verordening regelt dit onderwerp en benoemt drie soorten elektronische handtekening:
de gewone elektronische handtekening, zeg maar een plaatje van een krabbel;
de geavanceerde elektronische handtekening, het enorme verhaal met grote priemgetallen en certificaten waar de naam in staat die erbij zou horen;
de gekwalificeerde elektronische handtekening, de geavanceerde maar dan is dat certificaat met de naam uitgegeven door een onafhankelijke instantie die instaat voor de juistheid.
De bewijslast welke vorm van tekenen is gebruikt en waarom dit voldoende betrouwbaar is, ligt bij de partij die zich op de handtekening beroept – BridgeFund dus. Als wederpartij hoef je (trouwens ook bij `natte’ handtekeningen) niet meer te doen dan te stellen dat het niet de jouwe is, of geen echte handtekening.
Ik laat BridgeFund het even uitleggen. Eerst volgt de aanvraagfase, waarin contact is met de klant (de rechter noemt dit een `salespraatje’). Daarna gaat men over tot de contractfase:
Over die fase, waaronder die van ondertekening van het contract, heeft BridgeFund verklaard dat dit proces is uitbesteed aan het gespecialiseerde bedrijf Stiply. Stiply stuurde een code naar het door de klant opgegeven e-mailadres. (…) Met die code kon toegang worden verkregen tot de digitale omgeving waarbinnen de betreffende documenten, in dit geval de overeenkomst van borgtocht, via een touchscreen getekend konden worden. (…) Daarbij komt dat [gedaagde01] onbetwist heeft aangevoerd dat het zakelijke e-mailadres waarnaar de code is verstuurd, niet exclusief voor [gedaagde01] toegankelijk was, maar – wegens zijn regelmatige afwezigheid – ook door andere medewerkers van de vennootschappen werd gebruikt die onder meer administratieve en dagelijkse zaken voor de vennootschappen regelden.
Het probleem met ondertekenen op afstand is dat je hooguit kunt vaststellen dat iemand met toegang tot een zekere mailbox de handtekening zette, maar niet welke persoon dat precies was. Zeker niet als daarvoor zo’n gedeelde mailbox wordt gebruikt. En nee, dat kun je niet weten als BridgeFund maar dat is dus juridisch jouw probleem.
Bij de zitting kwam BridgeFund nog met het argument van een digitaal certificaat, maar dat was rijkelijk laat en bovendien niet onderbouwd (met het daadwerkelijke certificaat, bijvoorbeeld). Daar gaat de rechter dus aan voorbij. En het gevolg is dat niet bewezen is dat er een handtekening is gezet, zodat de overeenkomst inderdaad nietig is en de man formeel geen borg heeft gesteld.
Arnoud
Het bericht Dit is hoe elektronische handtekeningen in de praktijk werken verscheen eerst op Ius Mentis.