Voorbije winter bewijst nut seizoensverwachtingen

21/03
2018
‘Jullie weten geen eens hoe het weer morgen wordt. Wat voor zin heeft het dan om nog verder vooruit te willen kijken?’ Het is een opmerking die meteorologen vaak te horen krijgen. Toch is er altijd een fascinatie geweest voor lange termijnverwachtingen. En als de afgelopen winter één ding heeft bewezen, dan is het dat er een duidelijke basis is voor seizoensverwachtingen.

Mensen van rond de 50 of ouder herinneren zich het vast nog wel. Als je vroeger de weersverwachting voor vandaag en morgen had gezien of beluisterd, dan kwam overmorgen er nog bij. Verder ging het verhaal niet. Of je moest de verhalen van Hans de Jong of Jan Pelleboer lezen. Zij refereerden nog weleens aan de toen ook al beschikbaar langere termijnmodellen van de diverse weermodellen. De ‘Amerikanen’ wezen dan op een winterinval, maar ‘Bracknell’ en ‘Offenbach’ wilden er nog net aan. Laat staan ‘Reading’. Ze keken maximaal 5 dagen vooruit.

Verandering stuit op verzet
Het zou nog even duren voordat die langere termijn ook in de verwachtingsteksten van het KNMI zou doordringen. Meteen geaccepteerd werd de uitbreiding van de verwachtingstermijn ook niet. Volgers van weerberichten zijn vaak redelijk conservatief en zitten niet per se op veranderingen te wachten. Toen in 1986 Meteo Consult (de voorloper van het huidige MeteoGroup) werd opgericht, ontvingen de meesten deze ontwikkeling dan ook met de nodige terughoudendheid.

Datzelfde gold voor de technologische veranderingen die daarmee in gang werden gezet, zoals de ontwikkeling van MOS, een op statistiek gebaseerde nabewerking van verwachtingsgegevens die tot een absolute vlucht leidde van plaatsgebonden weersverwachtingen. Voor ieder punt kon nu een verwachting worden gemaakt. Ook meteorologen waren eerst sceptisch, maar inmiddels is het systeem zo goed dat je als meteoroloog van goeden huize moet komen om de verwachting zelf nog beter te maken. Was Meteo Consult misschien wel de eerste die dit systeem op grote schaal inzette, inmiddels is het gemeengoed in de gehele weerwereld. Je zou je ook niet meer voor kunnen stellen dat je niet meteen een verwachting voor je vakantieplaats zou kunnen opvragen.

De Pluim
De volgende stap was het uitbreiden van de verwachtingstermijn, eerst naar 5 dagen, later zelfs 10 dagen. En inmiddels kun je steeds vaker ook al redelijk gedetailleerde verwachtingen voor 14 dagen vooruit vinden, waarbij de betrouwbaarheid in de tijd natuurlijk wel steeds verder afneemt. Een grote sprong voorwaarts was het beschikbaar komen van EPS-gegevens, ofwel de ‘Pluim’ die ook door steeds meer consumenten geraadpleegd wordt. Verwachtingen tot 10 dagen vooruit werden eerst, zoals bij iedere vernieuwing in de meteorologie toch wel gebruikelijk, met de nodige argwaan bekeken. Inmiddels kan het gebeuren dat mensen, terwijl er buiten nog geen winterweer of ijs te bekennen is, al in de winkel staan om schaatsen te kopen. Omdat de pluim laat zien dat we over een dag of 10 op de schaats zullen staan. En vaak gebeurt dat dan ook. Zulke zaken waren ondenkbaar. Er komt ontegenzeggelijk steeds meer vertrouwen in verwachtingen voor de lange termijn.

En dan nu seizoensverwachtingen
Een volgende stap, een bijna onvermijdelijke stap, is het proberen te maken van seizoensverwachtingen. Er wordt de laatste jaren steeds meer mee geëxperimenteerd, ook door de meteorologen van MeteoGroup, in nauwe samenwerking met de experts van World Climate Service in Amerika. En ook nu staan – soms prominente – meteorologen op de rem. Net als de 5-daagse van toen, de MOS en de EPS, roepen ook seizoensverwachtingen in het meteorologische wereldje weerstand op. Toch is het experimenteren ermee al wijdverbreid. Alle grote weerrekencentra werken eraan, door hun computers ver vooruit te laten rekenen en vervolgens de trends eruit te pikken. Deze manier van verwachten wordt ook wel de digitale aanpak genoemd.

Een andere methode is gestoeld op het zoeken naar aanwijzingen in het weer dat geweest is. Als het patroon van de afgelopen maanden lijkt op dat van een periode in het verdere verleden, dan kunnen we op basis van de gegevens van toen zien hoe het destijds verder ging. Ook zo’n benadering, die de analoge methode wordt genoemd, kan gegevens over het verdere verloop van het weer in de nabije toekomst opleveren. Vele experts houden zich tegenwoordig met deze methode bezig.

Basis in de meteorologie
En dan is natuurlijk nog de meteorologie zelf. De kennis over weersystemen neemt toe, evenals de kennis over de factoren die een rol spelen bij het ontstaan, verplaatsen en weer verdwijnen van weersystemen. Veel ervan hebben we op deze site al weleens benoemd. Zo hebben verdelingen van zeewatertemperaturen grote invloed op het heersende luchtdrukpatroon. Die temperatuurverdelingen veranderen voortdurend en datzelfde geldt voor de invloed die ze op ons weerpatroon uitoefenen. Hoe beter we die combinatie weten te beschrijven, hoe groter de kans is dat we in staat zijn patronen in het weer voor een langere tijd vooruit te voorzien.

Belangrijke drijvers van het weer – afgezien van het water – zijn de zon, windpatronen in de atmosfeer, sneeuw en ijs en allerlei cycli die op diverse plaatsen op aarde voorkomen. En natuurlijk misschien wel de belangrijkste van allemaal, omdat hij weerpatronen in een paar dagen tijd totaal op zijn kop kan zetten: de plotselinge en heftige opwarming van de stratosfeer boven het Noordpoolgebied, de SSW. Maandag hebben we er op deze site nog over geschreven.

Het leggen van een puzzel
Als de winter van 2018 één ding heeft bewezen, dat is het dat er een basis is voor seizoensverwachtingen. Het maken ervan is als het leggen van een puzzel. Eerst moet je proberen te benoemen wat volgens jou de belangrijkste drijvers van het weer zijn in de maanden waarvoor je de verwachting maakt. Het is dan de kunst uit te vinden hoe ze op elkaar in zullen werken, met behulp van alle digitale en analoge technieken die ons daarbij tegenwoordig ter beschikking staan. Focus hierbij niet op één drijver, zoals vaak nog gebeurt, maar probeer het hele pakket tot zijn recht te laten komen. Met in het achterhoofd de meteorologische werkelijkheid dat de ene winter de andere niet is (en dat er altijd drijvende factoren zijn die zoveel invloed hebben dat ze daarmee boven de natuurlijke grilligheid van het weer uit stijgen) kun je vervolgens uitspraken proberen te doen.

Dat is precies wat bij MeteoGroup en door de experts van World Climate Service wordt geprobeerd. En dit jaar met behoorlijk succes. Want al in september 2017 werd voorzien dat de kans groot was dat de winter van 2018 voor een groot gedeelte door een zachte westcirculatie gedomineerd zou worden. In werkelijkheid was dat in december en januari ook het geval. Tegelijkertijd werd verwacht dat er wel tegelijk ruimte was voor een late winter in februari. Ook die is er gekomen, nadat zich boven de Noordpool een sterke SSW had voorgedaan. Met uiteindelijk een grote invloed.

Domweg proberen
Een basis voor seizoensverwachtingen is dus zeker aanwezig, zo is ook nu weer bewezen. Om het te leren, moet je het domweg proberen en er zo ervaring mee opdoen. Net zoals toen de 5-daagse verwachting, de MOS en EPS werden geïntroduceerd. Alleen op die manier help je de meteorologie verder. Ook al moet je daarbij af en toe tegen de stroom van scepsis en behoudendheid in varen.

Bron: MeteoGroup.

Datum: woensdag 21 maart 2018, 11:39
Bron: Meteo Consult
Categorie: Weer en Verkeer

Gerelateerde berichten:

Reacties:

Er zijn nog geen reacties op dit bericht.


Website by Web Chemistry