Nederland hoeft asielzoekers niet van ICC over te nemen

04/04
2014
Den Haag ,

De Hoge Raad heeft vandaag beslist dat Nederland niet verplicht is drie Congolese asielzoekers die bij het Internationaal Strafhof in Scheveningen gedetineerd zitten, van het Strafhof over te nemen.

Bij het Internationaal Strafhof (het ICC) in Scheveningen is in de afgelopen jaren een strafzaak behandeld tegen Germain Katanga en Mathieu Chiu; zij worden verdacht van het plegen van internationale misdrijven in Congo. 

Op verzoek van het ICC zijn eind maart 2011 drie personen uit Congo naar Scheveningen overgebracht teneinde in deze strafzaak als getuigen te worden gehoord. De drie zaten zelf al meerdere jaren in Congo in voorlopige hechtenis op verdenking van betrokkenheid bij de dood van VN-militairen en hoogverraad. Tussen het ICC en Congo zijn afspraken gemaakt om hun komst naar Scheveningen mogelijk te maken.

De drie Congolese getuigen hebben begin mei 2011 hun getuigenverklaringen afgerond. Kort daarna hebben zij bij de Nederlandse autoriteiten asiel aangevraagd. Zij vrezen dat zij als gevolg van hun verklaringen die zij onder meer over de zittende president van Congo hebben afgelegd, na terugkeer in Congo blootgesteld zullen worden aan vervolging of onmenselijke behandeling.

Volgens art. 93 lid 7 van het Statuut van Rome inzake het Internationaal Strafhof (het Statuut) moeten getuigen die als gedetineerden uit een ander land zijn overgebracht, onmiddellijk na het afronden van hun getuigenis door het ICC worden teruggezonden naar hun land van herkomst.
Het ICC heeft echter de nakoming van deze verplichting ten aanzien van de drie Congolese getuigen opgeschort, omdat terugzending naar Congo onaanvaardbaar afbreuk zou doen aan hun internationaal erkende recht om als vluchteling asiel aan te vragen. Het ICC zoekt in overleg met Nederland en Congo naar een oplossing voor hun detentie gedurende de asielprocedure. De Nederlandse autoriteiten hebben echter geweigerd de drie gedetineerde asielzoekers van het ICC over te nemen.

De Congolese asielzoekers vorderen daarom in kort geding dat Nederland wordt geboden mee te werken aan overdracht van hen door het ICC. Volgens hen handelt Nederland onrechtmatig en in strijd met het Europese Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) door hun detentie op Nederlands grondgebied in stand te laten zonder dat enige rechterlijke toetsing van de rechtmatigheid daarvan plaatsvindt. Als zij door Nederland worden overgenomen, kan hun (vreemdelingen-)detentie door de Nederlandse rechter worden getoetst.

Nadat de voorzieningenrechter hun vordering had toegewezen, heeft het gerechtshof in Den Haag die afgewezen (ECLI:NL:GHSGR:2012:BY6075). De Hoge Raad heeft vandaag het beroep daartegen van de asielzoekers verworpen.
De Hoge Raad verwijst naar een uitspraak van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens (ECLI:NL:XX:2012:BY2306). Die uitspraak had eveneens betrekking op de detentie van een (andere) Congolese getuige bij het ICC op de voet van art. 93 lid 7 Statuut. Het Europese Hof heeft geoordeeld dat het EVRM Nederland niet verplicht de rechtmatigheid van de detentie van getuigen bij het ICC juridisch te toetsen. De wettelijke basis voor die detentie berust op het Statuut en de afspraak tussen Congo en het ICC.

Volgens de Hoge Raad is verder van belang dat het Statuut bij het overbrengen van getuigen die in een ander land gedetineerd zijn, geen toetsing mogelijk maakt van de rechtmatigheid van die detentie. Het ICC onthoudt zich daarom van toetsing van de rechtmatigheid van de detentie van de getuigen in het andere land, teneinde de samenwerking met de bij het ICC aangesloten verdragsluitende staten en hun soevereiniteit niet te ondergraven. Daarmee wordt tevens het belang gediend van een zorgvuldige behandeling van de bij het ICC  aanhangige strafzaken, doordat getuigen kunnen worden gehoord die elders gedetineerd zitten.

Als Nederland de drie Congolese getuigen zou overnemen in afwachting van de uitkomst van hun asielprocedure en hun asielverzoek op enig moment definitief zou worden afgewezen, kan naar het oordeel van de Hoge Raad niet worden gewaarborgd dat zij overeenkomstig het Statuut kunnen worden teruggestuurd naar Congo. Een eventuele vreemdelingenbewaring kan immers niet voor onbepaalde duur worden verlengd.

Volgens de Hoge Raad zal daarentegen, indien in de asielprocedure wordt beslist dat de Congolese getuigen een verblijfsvergunning moet worden verleend of dat zij niet veilig naar Congo kunnen worden teruggestuurd, op Nederland de verplichting rusten dienovereenkomstig te handelen. Daarmee zijn de fundamentele rechten en vrijheden van de drie Congolese getuigen in voldoende mate gewaarborgd.

 

Datum: vrijdag 4 april 2014, 00:00
Bron: Rechtspraak.nl
Categorie: Algemeen
Tags: Congo, Italië, Rome

Gerelateerde berichten:

Reacties:

Er zijn nog geen reacties op dit bericht.


Website by Web Chemistry